Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En het geschiedde, nadat [33]hij brood gegeten, en nadat hij gedronken had, dat [34]hij hem den ezel zadelde, [te weten voor] den profeet, dien hij had doen wederkeren. 33. Namelijk, de man Gods, die van Juda gekomen was. 34. Namelijk, de oude profeet van Bethel; hetwelk hij gedaan heeft, of door zijn zonen, of door zichzelven, om door deze gedienstigheid, [gelijk sommigen menen] te bewijzen het leed, dat hij had van het kwaad, dat hij den profeet van Juda gedaan had, wensende in zijn vriendschap nog te mogen blijven.